In het nieuwe landbouwbeleid van de Europese Unie kunnen boeren de Groninger vinding van de ‘vogelakker’ gebruiken. De Tweede Kamer heeft daar een motie over aangenomen. Gedeputeerde Staghouwer wil na de zomer samen met de boeren- en natuurorganisaties kijken om met goede natuurmaatregelen de biodiversiteit op akkers en weilanden te verbeteren.
Agrarisch natuurbeheer
Verbetering kan door de mogelijkheden binnen het nieuwe landbouwbeleid van de Europese Unie te koppelen aan het eigen agrarisch natuurbeheer van de provincie Groningen. Via het budget ‘Agrarisch natuurbeheer’ wil Staghouwer proberen boeren te steunen die extra inzet willen leveren voor akker- en weidevogels.
Grauwe kiekendief
In de jaren negentig investeerde Groningen als eerste provincie in natuurbeheer dat is gericht op akkervogels. Sindsdien groeide Groningen uit tot het bolwerk van de grauwe kiekendief in Nederland. Van soorten als de kwartel, veldleeuwerik, gele kwikstaart en geelgors broeden in het kielzog van dat succes aanzienlijke aantallen binnen de provinciegrenzen. De Groninger werkwijze is inmiddels elders in Nederland gemeengoed en wordt ook naar Denemarken en Duitsland geëxporteerd.
Effectiviteit
De afgelopen tijd keek de Werkgroep Grauwe Kiekendief samen met de Rijksuniversiteit Groningen en Wageningen Universiteit naar de effectiviteit van het huidige akker- en weidevogelbeheer. Op basis daarvan is het concept ‘vogelakkers’ verder ontwikkeld. Dat gebeurde in samenspraak met de Agrarische Natuurvereniging Oost-Groningen en de Groenvoederdrogerij Oldambt, die het beheer en de oogst van de vogelakkers met luzerne en andere groene gewassen voor rekening nam.
Verdere toepassing
Gedeputeerde Henk Staghouwer wil namens de provincie kijken hoe dit concept van de vogelakkers verder toegepast kan worden, nu de Tweede Kamer daar mogelijkheden voor binnen het EU-landbouwbeleid toestaat. In dat beleid moeten boeren meer vergroenen, om de teloorgang van flora en fauna tegen te gaan.
Bron: Provincie Groningen
Posts tonen met het label Provinciale Staten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Provinciale Staten. Alle posts tonen
11 jul 2014
Extra inzet voor akker- en weidevogels door vogelakkers
24 mrt 2013
GroenLinks pal tegen megastal
Een meerderheid van Provinciale Staten van Groningen besloot 20 maart dat boerenbedrijven fors mogen uitbreiden met bouwblokken tot wel 4 hectare.
Van der Ploeg en zijn achterban zijn er fel op tegen dat in de provincie meer megastallen mogen komen. GroenLinks kan niet instemmen met de komst van een megastal voor 1800 koeien in Bourtange.
Gedeputeerde Wiebe van der Ploeg van GroenLinks is daarom 22 maart uit het college van GS van Groningen gestapt.
Van der Ploeg en zijn achterban zijn er fel op tegen dat in de provincie meer megastallen mogen komen. GroenLinks kan niet instemmen met de komst van een megastal voor 1800 koeien in Bourtange.
Gedeputeerde Wiebe van der Ploeg van GroenLinks is daarom 22 maart uit het college van GS van Groningen gestapt.
23 jun 2010
Omwonende van biomassavergister Rixona spreekt in over overlast
Geachte Leden van Provinciale Staten
Even voorstellen: ik ben Jeroen de Koning, sinds 37 jaar inwoner van Den Andel en in het recente verleden was ik 14 jaar bestuurslid van Dorpsbelangen Den Andel. Dit is inmiddels de derde keer binnen enkele jaren dat Den Andel zich moet verdedigen tegen de aantasting van de leefbaarheid vanwege plannen voor industriële vergistingsinstallaties in de directe omgeving van ons dorp in een bij uitstek landelijke omgeving. De eerste keer hebben we 114 protesthandtekeningen opgehaald.
De Rixona heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot een steeds grotere industriële onderneming. Het planologisch beleid is steeds aangepast om een die ontwikkeling mogelijk te maken, omdat het hier natuurlijk niet om een industriegebied gaat.
De omgeving van Den Andel is daardoor steeds meer een industriële omgeving geworden, wat m.n. naar voren komt in het aantal vrachtwagenbewegingen en in het geproduceerde geluid. Hoewel ik zelf op ongeveer een kilometer afstand woon, dringt het geluid bij oostenwind 's nachts door tot in mijn slaapkamer ondanks goed sluitende dakpannen en twaalf centimeter steenwol. Buiten is 's avonds is bij oostelijke winden het continue gebrom van de Rixona zeer storend, behalve aan de westkant van het huis.
Verdere uitbreiding van industriële ontwikkeling acht ik zeer ongewenst vanwege de verdere aanslag op de leefbaarheid, op de kwaliteit van de woonomgeving m.n. extra vrachtwagenbewegingen en ongetwijfeld extra stank, terwijl de Rixona juist de laatste jaren minder stankoverlast geeft tegenover veel meer geluidsoverlast.
Planologisch is er geen ruimte en geen reden voor deze verdere uitbreiding.
Dat zij toch overwogen wordt, is wellicht mede veroorzaakt door het groene imago van biomassavergisting.
Aan dat imago wil ik hier enige aandacht besteden.
Tijdens de inspraak bij de Commissievergadering ben ik er slechts zeer gedeeltelijk in geslaagd de Commissieleden te overtuigen van de niet-duurzaamheid van biomassavergisting.
Daarom wil ik met deze brief nog wat dieper op de zaak ingaan.
Ook zal ik nog aandacht besteden aan het door Gedeputeerde Moorlag als zeer sterk punt naar voren gebrachte 'synergie' van deze vergister op deze plek.
1) CO2 reductie. Biomassavergisting zou een bijdrage leveren aan het tegengaan van het broeikaseffect Wij wachten nog steeds op het toegezegde antwoord op onze vraag hoeveel CO2 de geplande installatie uit gaat stoten. Daarnaast brengt de bouw CO2-uitstoot met zich mee ook de CO2-uitstoot vanwege aan- en afvoer van respectievelijk biomassa en digestaat is aanzienlijk. Bovendien wordt er grotendeels mest vergist en dat is –bouw en vervoer meegerekend– los van subsidies niet rendabel en levert geen besparing op niet CO2-uitstoot omdat de koe de meeste energie al uit het gras gehaald heeft.
Prof. Lucas Reijnders hierover:
Een onderzoek van K. Zwart e.a. Duurzaamheid en co-vergisting van dierlijke mest. Alterra, Wageningen (2006) geeft aan dat de vergisting van rundermest in Nederland ongeveer evenveel energie (aardgas in de praktijk) kost als deze oplevert (in de vorm van biogas). Als bijdrage aan de energievoorziening is biogasproductie uit rundermest dan ook flauwekul. Bij verbranding wordt gas omgezet in CO2 dat bijdraagt aan het broeikaseffect.
Kortom de besparing van CO2-uitstoot is onduidelijk en beperkt. De vraag is overigens nog wat er nog meer in de vergister gaat om meer rendabiliteit te halen: voedselgewassen? Glycerine, die eigenlijk in krakers verwerkt dient te worden? Bietenloof, dat volgens Reijnders ondergeploegd zou moeten worden; zie punt 2.
Subsidiegeld, dat maar 1 keer uitgegeven kan worden, zou beter aangewend kunnen worden voor energieproductie zonder CO2uitstoot. Van E Kwadraat hebben wij ondanks toezeggingen nog steeds geen gegevens over de te verwachten CO2-uitstoot van de installatie. Een eigen berekening (met zeer ruime marges vanwege gebrek aan gegevens: een jaarlijkse CO2-uitstoot die gelijk is aan de gemiddelde jaarlijkse uitstoot van 4.000-10.000 auto's. De CO2 uitstoot van de vrachtwagens die mest en digestaat vervoeren is daarbij vergeleken maar een kleine factor. Geen wonder dat E Kwadraat die cijfers niet wil geven.
2) Bij biomassavergisting wordt koolstof uit biomassa verbrand en als CO2 uitgestoten. Het digestaat, dat als meststof bedoeld is bevat dus niet of nauwelijks koolstof, terwijl koolstof de basisstof is van organisch (bodem)leven en volgens professor Reijnders het gemiddelde akkerland zich nu al kenmerkt door koolstofverlies. Verder reductie van het koolstofgehalte in de bodem bedreigt de vruchtbaarheid van de bodem volgens Reijnders. Dat is extra verontrustend vanwege de verwachte toename van de wereldbevolking en de afname van de beschikbare fosfor. Dan is vruchtbare grond en recycling van voedingsstoffen een levensnoodzaak. Biomassavergisting draagt in de woorden van Reijnders bij aan de koolstofverhuizing van bodem naar atmosfeer. Naast het opmaken van restanten van fossiel leven gaan we nu het huidige organisch leven beroven van haar centrale stof koolstof. De Provincie Groningen is leading partner in een biocharproject dat juist koolstof uit biomassa op stabiele wijze in de grond wil brengen, om zowel die koolstofverhuizing tegen te gaan als om de kwaliteit van de bodem te verbeteren en bestendiger te maken tegen klimaatveranderingen. Biomassavergisting staat haaks op die goede bedoelingen. Roven of (ook in ons eigen voordeel) teruggeven? Wat gaan we doen?
3) Daarnaast biedt biomassavergisting geen oplossing voor de uitspoeling van stikstof en fosfor, die in toenemende mate een bedreiging zijn voor de biodiversiteit in zeeën en oceanen. Bemesting met digestaat gebeurt op een te vroeg moment in de groei van het gewas, wat extra uitspoeling geeft. Bovendien bevat digestaat een hoog percentage ongebonden stikstof wat extra snel uitspoelt.
4) De aardappelschillen van Rixona kunnen alleen tegen hoge kosten afgevoerd worden vanwege de restanten van bespuiting met chemicaliën – het aardappelloof wordt enige tijd voor de oogst doodgespoten met nogal heftig gif. Het is een categorie van chemisch afval.
Daar lijkt niets aan te veranderen door vergisting, maar het resterende digestaat zou wel geschikte voeding voor de grond zijn?
5) Hoeveel stikstofdioxide (N2O) stoot de installatie uit?
NO2 (lachgas) is nog een veel sterker broeikasgas dan methaan: omgerekend naar CO2: methaan 21xCO2; N2O 296xCO2.
Hoe is de berekening van de veronderstelde CO2-besparing van de vergister tot stand gekomen?
Soms wordt net gedaan of de door de vergister geproduceerde methaan (CH4) anders vrijgekomen zou zijn en nu door verbranding tot het 21x minder schadelijke CO2 omgezet wordt. Bij een andere mestverwerking kan door spontane vergisting weliswaar methaan vrijkomen, afhankelijk van de manier van verwerking, maar dat staat in geen verhouding tot de hoeveelheid methaan die geproduceerd wordt door de vergister. Het is in hoge mate misleidend om de methaanproductie van de vergister in de besparingsberekening te verwerken. En CO2besparend t.o.v. wat? Wellicht t.o.v. kolen en olie. Maar het blijft een CO2uistotende onderneming en niet weinig CO2 ook.
Compostering (al nog beter biocharcompostering) heeft al die nadelen niet: de koolstof blijft behouden, geen uitspoeling, geen heen en weer gesleep met mest/digestaat en er is geen industriële installatie nodig. Zo'n installatie bevat heel veel beton en bij het maken van cement komt heel veel CO2 vrij.
Biomassavergisting leek een prima zet met het oog op het broeikaseffect en energieonafhankelijkheid. Voor onafhankelijkheid is het maar een kleine bijdrage.
Voor CO2-besparing is het alleen positief in vergelijking met de ergste vorm van CO2-uitstoot door kolen en olie. Zonder die vergelijking is het gewoon een CO2uitstotende onderneming.
Het argument dat de CO2 eerder door de plant uit de lucht opgenomen is en dat er dus sprake van neutraliteit zou zijn doet geen recht aan de koolstofverarming van de grond die plaats vindt door biomassa te vergisten en bovendien komt die uitstoot gewoon bij de uitstoot door fossiele brandstoffen. Zoals gezegd staat het haaks op het provinciale biocharbeleid.
De eerste generatie biomassavergisting (uit geteelde biomassa) bleek al snel een vergissing: oplopende voedselprijzen en extra sloop van regenwoud en veenwoud, waarbij in het geval van veenwouden nog veel meer CO2 vrijkomt dan bij sloop van regenwouden.
Indonesië schoot daardoor met stip tot in de bovenste regionen van CO2-uitstoot.
De tweede generatie (organisch 'afval', dat geen afval is maar grondstof voor het organisch leven) geeft bodemverarming van koolstof, wat op den duur catastrofaal kan worden.
Door deskundigen van Energyvalley wordt niet voor niets over biomassavergisting gesproken in termen van transitie: overgang naar CO2-vrije productie van energie.
Hoe lang willen we doen over die overgang? Nu nog nieuwe grote industriële vergisters bouwen, terwijl we al bezig zijn met biocharbeleid?
Kortom: het groene imago van biomassavergisting is niet gebaseerd op feiten en dient alleen daarom al geen argument te zijn in een planologische beslissing.
SYNERGIE
Gedeputeerde Moorlag bracht tijdens de Commissievergadering als zeer sterk punt naar voren de synergie van deze vergister op deze plek.
Als het gaat om synergie in economische zin, dan heeft hij daarin gelijk.
Rixona heeft de grond, die bedrijventerrein is. De boeren betalen aan de vergister en vergisten mede de aardappelschillen en Rxona komt goedkoop aan zijn gas.
Tel uit je winst.
Wel moet bedacht worden dat een deel van die winst door de belastingbetaler betaald wordt vanwege subsidie aan die biomassavergisting, die zoals u inmiddels hopelijk met me eens bent niet duurzaam te noemen valt.
Een andere dubieuze bron van winst zit daarin dat de aardappelschillen niet meer tegen aanzienlijke kosten afgevoerd hoeven te worden, maar door een bureaucratische tovenarij opeens geen chemisch afval meer is.
Laat het in ieder geval duidelijk zijn, dat de uitspraak van Moorlag dat het geproduceerde gas rechtstreeks aan de fabriek geleverd wordt en de schillen rechtstreeks aan de vergister niets met ecologische synergie te maken heeft, ook al kleeft die suggestie daar voor de toehoorder wellicht aan.
De gasleidingen liggen al naar Rixona. Of er nu bij de Rixona of bij een andere fabriek, die gas nodig heeft, biogas geproduceerd wordt, maakt in ecologisch opzicht niets uit. De aardappelschillen zijn maar 25% van het totaal te vergisten materiaal; 75% wordt van elders aangevoerd; 25% van daarvan van vlakbij de Eemshaven. Ook in vervoers opzicht is er dus geen sprake van synergie in ecologische zin.
Wel is er nog sprake van negatieve synergie in de zin van nog meer overlast voor Den Andel en voor de buren in Den Andel en Warffum.
De uitbreiding van industriële activiteiten bij Rixona heeft commerciële motieven en t.a.v. die motieven verbiedt bestaand gemeentelijk en provinciaal beleid verdere uitbreiding. Die uitbreiding is ook niet nodig voor het voortbestaan van Rixona, aldus de directeur van Rixona en het bestemmingsplan geeft alleen ruimte voor uitbreiding indien het voortbestaan van Rixona op het spel staat.
Wil men ondanks de ecologische nadelen toch grote biomassavergistingsinstallaties bouwen dan zijn er in de regio bedrijventerreinen voorhanden waar dat geheel binnen bestaande regelgeving mogelijk is en waar samenwerking met andere bedrijven ook voordelen kan opleveren.
Laat de door de jaren heen toch al door de Rixona steeds verder aangetaste landelijke leefbaarheid a.u.b. niet nog verder aantasten door deze in allerlei opzichten heilloze onderneming.
Overigens onderschrijf ik alle punten die de werkgroep BioRix naar voren brengt.
Dank voor uw aandacht en voor de gelegenheid dit standpunt naar voren te brengen.
Jeroen de Koning
Den Andel
Even voorstellen: ik ben Jeroen de Koning, sinds 37 jaar inwoner van Den Andel en in het recente verleden was ik 14 jaar bestuurslid van Dorpsbelangen Den Andel. Dit is inmiddels de derde keer binnen enkele jaren dat Den Andel zich moet verdedigen tegen de aantasting van de leefbaarheid vanwege plannen voor industriële vergistingsinstallaties in de directe omgeving van ons dorp in een bij uitstek landelijke omgeving. De eerste keer hebben we 114 protesthandtekeningen opgehaald.
De Rixona heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot een steeds grotere industriële onderneming. Het planologisch beleid is steeds aangepast om een die ontwikkeling mogelijk te maken, omdat het hier natuurlijk niet om een industriegebied gaat.
De omgeving van Den Andel is daardoor steeds meer een industriële omgeving geworden, wat m.n. naar voren komt in het aantal vrachtwagenbewegingen en in het geproduceerde geluid. Hoewel ik zelf op ongeveer een kilometer afstand woon, dringt het geluid bij oostenwind 's nachts door tot in mijn slaapkamer ondanks goed sluitende dakpannen en twaalf centimeter steenwol. Buiten is 's avonds is bij oostelijke winden het continue gebrom van de Rixona zeer storend, behalve aan de westkant van het huis.
Verdere uitbreiding van industriële ontwikkeling acht ik zeer ongewenst vanwege de verdere aanslag op de leefbaarheid, op de kwaliteit van de woonomgeving m.n. extra vrachtwagenbewegingen en ongetwijfeld extra stank, terwijl de Rixona juist de laatste jaren minder stankoverlast geeft tegenover veel meer geluidsoverlast.
Planologisch is er geen ruimte en geen reden voor deze verdere uitbreiding.
Dat zij toch overwogen wordt, is wellicht mede veroorzaakt door het groene imago van biomassavergisting.
Aan dat imago wil ik hier enige aandacht besteden.
Tijdens de inspraak bij de Commissievergadering ben ik er slechts zeer gedeeltelijk in geslaagd de Commissieleden te overtuigen van de niet-duurzaamheid van biomassavergisting.
Daarom wil ik met deze brief nog wat dieper op de zaak ingaan.
Ook zal ik nog aandacht besteden aan het door Gedeputeerde Moorlag als zeer sterk punt naar voren gebrachte 'synergie' van deze vergister op deze plek.
1) CO2 reductie. Biomassavergisting zou een bijdrage leveren aan het tegengaan van het broeikaseffect Wij wachten nog steeds op het toegezegde antwoord op onze vraag hoeveel CO2 de geplande installatie uit gaat stoten. Daarnaast brengt de bouw CO2-uitstoot met zich mee ook de CO2-uitstoot vanwege aan- en afvoer van respectievelijk biomassa en digestaat is aanzienlijk. Bovendien wordt er grotendeels mest vergist en dat is –bouw en vervoer meegerekend– los van subsidies niet rendabel en levert geen besparing op niet CO2-uitstoot omdat de koe de meeste energie al uit het gras gehaald heeft.
Prof. Lucas Reijnders hierover:
Een onderzoek van K. Zwart e.a. Duurzaamheid en co-vergisting van dierlijke mest. Alterra, Wageningen (2006) geeft aan dat de vergisting van rundermest in Nederland ongeveer evenveel energie (aardgas in de praktijk) kost als deze oplevert (in de vorm van biogas). Als bijdrage aan de energievoorziening is biogasproductie uit rundermest dan ook flauwekul. Bij verbranding wordt gas omgezet in CO2 dat bijdraagt aan het broeikaseffect.
Kortom de besparing van CO2-uitstoot is onduidelijk en beperkt. De vraag is overigens nog wat er nog meer in de vergister gaat om meer rendabiliteit te halen: voedselgewassen? Glycerine, die eigenlijk in krakers verwerkt dient te worden? Bietenloof, dat volgens Reijnders ondergeploegd zou moeten worden; zie punt 2.
Subsidiegeld, dat maar 1 keer uitgegeven kan worden, zou beter aangewend kunnen worden voor energieproductie zonder CO2uitstoot. Van E Kwadraat hebben wij ondanks toezeggingen nog steeds geen gegevens over de te verwachten CO2-uitstoot van de installatie. Een eigen berekening (met zeer ruime marges vanwege gebrek aan gegevens: een jaarlijkse CO2-uitstoot die gelijk is aan de gemiddelde jaarlijkse uitstoot van 4.000-10.000 auto's. De CO2 uitstoot van de vrachtwagens die mest en digestaat vervoeren is daarbij vergeleken maar een kleine factor. Geen wonder dat E Kwadraat die cijfers niet wil geven.
2) Bij biomassavergisting wordt koolstof uit biomassa verbrand en als CO2 uitgestoten. Het digestaat, dat als meststof bedoeld is bevat dus niet of nauwelijks koolstof, terwijl koolstof de basisstof is van organisch (bodem)leven en volgens professor Reijnders het gemiddelde akkerland zich nu al kenmerkt door koolstofverlies. Verder reductie van het koolstofgehalte in de bodem bedreigt de vruchtbaarheid van de bodem volgens Reijnders. Dat is extra verontrustend vanwege de verwachte toename van de wereldbevolking en de afname van de beschikbare fosfor. Dan is vruchtbare grond en recycling van voedingsstoffen een levensnoodzaak. Biomassavergisting draagt in de woorden van Reijnders bij aan de koolstofverhuizing van bodem naar atmosfeer. Naast het opmaken van restanten van fossiel leven gaan we nu het huidige organisch leven beroven van haar centrale stof koolstof. De Provincie Groningen is leading partner in een biocharproject dat juist koolstof uit biomassa op stabiele wijze in de grond wil brengen, om zowel die koolstofverhuizing tegen te gaan als om de kwaliteit van de bodem te verbeteren en bestendiger te maken tegen klimaatveranderingen. Biomassavergisting staat haaks op die goede bedoelingen. Roven of (ook in ons eigen voordeel) teruggeven? Wat gaan we doen?
3) Daarnaast biedt biomassavergisting geen oplossing voor de uitspoeling van stikstof en fosfor, die in toenemende mate een bedreiging zijn voor de biodiversiteit in zeeën en oceanen. Bemesting met digestaat gebeurt op een te vroeg moment in de groei van het gewas, wat extra uitspoeling geeft. Bovendien bevat digestaat een hoog percentage ongebonden stikstof wat extra snel uitspoelt.
4) De aardappelschillen van Rixona kunnen alleen tegen hoge kosten afgevoerd worden vanwege de restanten van bespuiting met chemicaliën – het aardappelloof wordt enige tijd voor de oogst doodgespoten met nogal heftig gif. Het is een categorie van chemisch afval.
Daar lijkt niets aan te veranderen door vergisting, maar het resterende digestaat zou wel geschikte voeding voor de grond zijn?
5) Hoeveel stikstofdioxide (N2O) stoot de installatie uit?
NO2 (lachgas) is nog een veel sterker broeikasgas dan methaan: omgerekend naar CO2: methaan 21xCO2; N2O 296xCO2.
Hoe is de berekening van de veronderstelde CO2-besparing van de vergister tot stand gekomen?
Soms wordt net gedaan of de door de vergister geproduceerde methaan (CH4) anders vrijgekomen zou zijn en nu door verbranding tot het 21x minder schadelijke CO2 omgezet wordt. Bij een andere mestverwerking kan door spontane vergisting weliswaar methaan vrijkomen, afhankelijk van de manier van verwerking, maar dat staat in geen verhouding tot de hoeveelheid methaan die geproduceerd wordt door de vergister. Het is in hoge mate misleidend om de methaanproductie van de vergister in de besparingsberekening te verwerken. En CO2besparend t.o.v. wat? Wellicht t.o.v. kolen en olie. Maar het blijft een CO2uistotende onderneming en niet weinig CO2 ook.
Compostering (al nog beter biocharcompostering) heeft al die nadelen niet: de koolstof blijft behouden, geen uitspoeling, geen heen en weer gesleep met mest/digestaat en er is geen industriële installatie nodig. Zo'n installatie bevat heel veel beton en bij het maken van cement komt heel veel CO2 vrij.
Biomassavergisting leek een prima zet met het oog op het broeikaseffect en energieonafhankelijkheid. Voor onafhankelijkheid is het maar een kleine bijdrage.
Voor CO2-besparing is het alleen positief in vergelijking met de ergste vorm van CO2-uitstoot door kolen en olie. Zonder die vergelijking is het gewoon een CO2uitstotende onderneming.
Het argument dat de CO2 eerder door de plant uit de lucht opgenomen is en dat er dus sprake van neutraliteit zou zijn doet geen recht aan de koolstofverarming van de grond die plaats vindt door biomassa te vergisten en bovendien komt die uitstoot gewoon bij de uitstoot door fossiele brandstoffen. Zoals gezegd staat het haaks op het provinciale biocharbeleid.
De eerste generatie biomassavergisting (uit geteelde biomassa) bleek al snel een vergissing: oplopende voedselprijzen en extra sloop van regenwoud en veenwoud, waarbij in het geval van veenwouden nog veel meer CO2 vrijkomt dan bij sloop van regenwouden.
Indonesië schoot daardoor met stip tot in de bovenste regionen van CO2-uitstoot.
De tweede generatie (organisch 'afval', dat geen afval is maar grondstof voor het organisch leven) geeft bodemverarming van koolstof, wat op den duur catastrofaal kan worden.
Door deskundigen van Energyvalley wordt niet voor niets over biomassavergisting gesproken in termen van transitie: overgang naar CO2-vrije productie van energie.
Hoe lang willen we doen over die overgang? Nu nog nieuwe grote industriële vergisters bouwen, terwijl we al bezig zijn met biocharbeleid?
Kortom: het groene imago van biomassavergisting is niet gebaseerd op feiten en dient alleen daarom al geen argument te zijn in een planologische beslissing.
SYNERGIE
Gedeputeerde Moorlag bracht tijdens de Commissievergadering als zeer sterk punt naar voren de synergie van deze vergister op deze plek.
Als het gaat om synergie in economische zin, dan heeft hij daarin gelijk.
Rixona heeft de grond, die bedrijventerrein is. De boeren betalen aan de vergister en vergisten mede de aardappelschillen en Rxona komt goedkoop aan zijn gas.
Tel uit je winst.
Wel moet bedacht worden dat een deel van die winst door de belastingbetaler betaald wordt vanwege subsidie aan die biomassavergisting, die zoals u inmiddels hopelijk met me eens bent niet duurzaam te noemen valt.
Een andere dubieuze bron van winst zit daarin dat de aardappelschillen niet meer tegen aanzienlijke kosten afgevoerd hoeven te worden, maar door een bureaucratische tovenarij opeens geen chemisch afval meer is.
Laat het in ieder geval duidelijk zijn, dat de uitspraak van Moorlag dat het geproduceerde gas rechtstreeks aan de fabriek geleverd wordt en de schillen rechtstreeks aan de vergister niets met ecologische synergie te maken heeft, ook al kleeft die suggestie daar voor de toehoorder wellicht aan.
De gasleidingen liggen al naar Rixona. Of er nu bij de Rixona of bij een andere fabriek, die gas nodig heeft, biogas geproduceerd wordt, maakt in ecologisch opzicht niets uit. De aardappelschillen zijn maar 25% van het totaal te vergisten materiaal; 75% wordt van elders aangevoerd; 25% van daarvan van vlakbij de Eemshaven. Ook in vervoers opzicht is er dus geen sprake van synergie in ecologische zin.
Wel is er nog sprake van negatieve synergie in de zin van nog meer overlast voor Den Andel en voor de buren in Den Andel en Warffum.
De uitbreiding van industriële activiteiten bij Rixona heeft commerciële motieven en t.a.v. die motieven verbiedt bestaand gemeentelijk en provinciaal beleid verdere uitbreiding. Die uitbreiding is ook niet nodig voor het voortbestaan van Rixona, aldus de directeur van Rixona en het bestemmingsplan geeft alleen ruimte voor uitbreiding indien het voortbestaan van Rixona op het spel staat.
Wil men ondanks de ecologische nadelen toch grote biomassavergistingsinstallaties bouwen dan zijn er in de regio bedrijventerreinen voorhanden waar dat geheel binnen bestaande regelgeving mogelijk is en waar samenwerking met andere bedrijven ook voordelen kan opleveren.
Laat de door de jaren heen toch al door de Rixona steeds verder aangetaste landelijke leefbaarheid a.u.b. niet nog verder aantasten door deze in allerlei opzichten heilloze onderneming.
Overigens onderschrijf ik alle punten die de werkgroep BioRix naar voren brengt.
Dank voor uw aandacht en voor de gelegenheid dit standpunt naar voren te brengen.
Jeroen de Koning
Den Andel
Labels:
biochar,
biomassavergisting,
CO2,
digestaat,
duurzaamheid,
leefbaarheid,
Provinciale Staten
14 nov 2009
Provincie Groningen neemt Ecologische HoofdStructuur niet meer zo serieus
Vrijdag 13 november was een eindconferentie in de Statenzaal van de Provincie Groningen. Spreker was onder anderen gedeputeerde en agrariër Douwe Hollenga.
Hij besprak zijn leerervaring van het klimaatproject Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK). Alvorens in te gaan op de boodschap van Hollenga, iets over de ARK, in delen geplukt van het Internet, met in cursief commentaar.
Integratie van thematische plannen
De provincie Groningen is één van de hotspots uit het programma Klimaat voor Ruimte. De doelstelling van hotspot Groningen is verkennen welke bijdrage geleverd kan worden aan de klimaatbestendigheid van het Omgevingsplan en daarnaast om een methode te ontwikkelen die het ook voor andere regionale overheden makkelijker maakt om klimaatbestendige plannen te maken.
Hotspot Groningen, onder leiding van programmamanager Rob Roggema, is zeer praktijkgericht. Ruimtelijke ordening en klimaatverandering staan centraal. Binnen de hotspot zoekt de provincie Groningen naar manieren om klimaatverandering, inrichting en energieverbruik te combineren. Het proces moet er toe leiden dat er één geïntegreerde visie ontstaat, dat gebruikt kan worden in het omgevingsplan (POP).
Kennis verzamelen in workshops
Hotspot Groningen richt zich op de hele provincie en stelt vast hoe de klimaatbestendigheid geoptimaliseerd kan worden voor vijf verschillende thema’s:
• Water en natuur
• Kustverdediging
• Energiehuishouding
• Landbouw
• Zoetwatervoorziening en –voorraad
Elke workshop ving aan met enkele inleidende verhalen, die de situatie schetsten. Daarna werden groepen gemaakt die, gewapend met kaarten en stiften, op zoek gingen naar concrete oplossingen, mogelijkheden en kansen. Het geheel werd later plenair besproken, inclusief een gezamenlijke analyse van de voor- en nadelen van elke bedachte oplossing. Uit de sessie zijn daarna per thema aparte kaarten opgesteld, waarin meerdere oplossingen uitgewerkt zijn.
Terzijde: De nadelen van bepaalde oplossingen werden niet echt naar voren geschoven. Bijvoorbeeld: door de opwarming van het klimaat komen bepaalde vogels en vlinders uit het Zuiden naar het Noorden. Aan hen zou een habitat aangeboden moeten worden. Over het oprukken van de muskus- of beverrat geen woord. Moet er straks gediscrimineerd worden in soorten die wel en die niet welkom zijn?
Het proces
Binnen de provincie en als programmamanager van de hotspot Groningen houdt Rob Roggema zich bezig met strategische vraagstukken op het gebied van duurzaamheid en de ruimte. Hij stelt vast dat er de komende jaren een grote mentale verandering nodig is, een verandering in het denken. "Men moet", zo meent hij, "vanuit een verder weg gelegen toekomst achteruit gaan denken."
Enerzijds worden in de huidige situatie omgevingsplannen vastgesteld voor een periode van tien jaar en opereren provincies bijvoorbeeld op basis van een verouderde Ecologische HoofdStructuur; deze is opgesteld in de jaren ’80 en is anno nu achterhaald. Anderzijds staat een aantal ingrijpende veranderingen vast: rond 2100 is de zeespiegel zo’n anderhalve meter gestegen en in 2050 zal de fossiele brandstof op zijn en bovendien onbetaalbaar zijn geworden. De werkelijkheid blijkt daarbij telkens weer weerbarstig te zijn: voorspelde veranderingen voltrekken zich anders dan gedacht.
Geleerde lessen
Roggema vindt het ‘out of the box’ denken van groot belang. Er wordt door overheden nog veel gewerkt volgens bekende processen; het van-analyse-naar-plan-redeneren. Op gebied van omgevingsplannen wordt gedacht in vierkante meters en dat is, zo meent hij, achterhaald.
Daarnaast ziet Roggema dat het veel inzet vraagt om klimaatadaptatie op de politieke agenda te houden. Dagelijkse besluitvorming krijgt prioriteit boven klimaat. Roggema voorziet kansen door meerdere mediamomenten te creëren en de media in te zetten om klimaat en adaptatie onder de aandacht te brengen en houden.
Tot zover de informatie op Internet.
Het is intrigerend wat Roggema zou kunnen bedoelen wanneer gesteld wordt dat de plannen over de Ecologische HoofdStructuur en de indeling van de ruimte op het platteland achterhaald zouden zijn. Op basis van wat de sprekers zeiden, kan worden vermoed dat veel deelnemers van de conferentie het een goed idee zouden vinden om een deel van het land weer terug te geven aan de zee. Daarover was gedeputeerde Hollenga voor de goede verstaander duidelijk: er wordt geen landbouwgrond opgeofferd.
Over de Ecologische Hoofdstructuur was Hollenga laatdunkend: nu spreken we over een natte as, straks moet er een droge as worden geregeld voor de oprukkende zebra’s.
Het geheel wekt de indruk dat Roggema en opdrachtgever het Provinciaal College van Bestuur van Groningen niet op lijn zitten en dat de belangen van de landbouw leidend zijn in het formuleren van een toekomstvisie. Er is in ieder geval gedupeerde Hollenga (CDA en met dierenwelzijn in zijn portefeuille) weinig gelegen aan de belangen van de natuur.
Er gaat niets boven de hypocrisie van Groningen.
Hij besprak zijn leerervaring van het klimaatproject Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK). Alvorens in te gaan op de boodschap van Hollenga, iets over de ARK, in delen geplukt van het Internet, met in cursief commentaar.
Integratie van thematische plannen
De provincie Groningen is één van de hotspots uit het programma Klimaat voor Ruimte. De doelstelling van hotspot Groningen is verkennen welke bijdrage geleverd kan worden aan de klimaatbestendigheid van het Omgevingsplan en daarnaast om een methode te ontwikkelen die het ook voor andere regionale overheden makkelijker maakt om klimaatbestendige plannen te maken.
Hotspot Groningen, onder leiding van programmamanager Rob Roggema, is zeer praktijkgericht. Ruimtelijke ordening en klimaatverandering staan centraal. Binnen de hotspot zoekt de provincie Groningen naar manieren om klimaatverandering, inrichting en energieverbruik te combineren. Het proces moet er toe leiden dat er één geïntegreerde visie ontstaat, dat gebruikt kan worden in het omgevingsplan (POP).
Kennis verzamelen in workshops
Hotspot Groningen richt zich op de hele provincie en stelt vast hoe de klimaatbestendigheid geoptimaliseerd kan worden voor vijf verschillende thema’s:
• Water en natuur
• Kustverdediging
• Energiehuishouding
• Landbouw
• Zoetwatervoorziening en –voorraad
Elke workshop ving aan met enkele inleidende verhalen, die de situatie schetsten. Daarna werden groepen gemaakt die, gewapend met kaarten en stiften, op zoek gingen naar concrete oplossingen, mogelijkheden en kansen. Het geheel werd later plenair besproken, inclusief een gezamenlijke analyse van de voor- en nadelen van elke bedachte oplossing. Uit de sessie zijn daarna per thema aparte kaarten opgesteld, waarin meerdere oplossingen uitgewerkt zijn.
Terzijde: De nadelen van bepaalde oplossingen werden niet echt naar voren geschoven. Bijvoorbeeld: door de opwarming van het klimaat komen bepaalde vogels en vlinders uit het Zuiden naar het Noorden. Aan hen zou een habitat aangeboden moeten worden. Over het oprukken van de muskus- of beverrat geen woord. Moet er straks gediscrimineerd worden in soorten die wel en die niet welkom zijn?
Het proces
Binnen de provincie en als programmamanager van de hotspot Groningen houdt Rob Roggema zich bezig met strategische vraagstukken op het gebied van duurzaamheid en de ruimte. Hij stelt vast dat er de komende jaren een grote mentale verandering nodig is, een verandering in het denken. "Men moet", zo meent hij, "vanuit een verder weg gelegen toekomst achteruit gaan denken."
Enerzijds worden in de huidige situatie omgevingsplannen vastgesteld voor een periode van tien jaar en opereren provincies bijvoorbeeld op basis van een verouderde Ecologische HoofdStructuur; deze is opgesteld in de jaren ’80 en is anno nu achterhaald. Anderzijds staat een aantal ingrijpende veranderingen vast: rond 2100 is de zeespiegel zo’n anderhalve meter gestegen en in 2050 zal de fossiele brandstof op zijn en bovendien onbetaalbaar zijn geworden. De werkelijkheid blijkt daarbij telkens weer weerbarstig te zijn: voorspelde veranderingen voltrekken zich anders dan gedacht.
Geleerde lessen
Roggema vindt het ‘out of the box’ denken van groot belang. Er wordt door overheden nog veel gewerkt volgens bekende processen; het van-analyse-naar-plan-redeneren. Op gebied van omgevingsplannen wordt gedacht in vierkante meters en dat is, zo meent hij, achterhaald.
Daarnaast ziet Roggema dat het veel inzet vraagt om klimaatadaptatie op de politieke agenda te houden. Dagelijkse besluitvorming krijgt prioriteit boven klimaat. Roggema voorziet kansen door meerdere mediamomenten te creëren en de media in te zetten om klimaat en adaptatie onder de aandacht te brengen en houden.
Tot zover de informatie op Internet.
Het is intrigerend wat Roggema zou kunnen bedoelen wanneer gesteld wordt dat de plannen over de Ecologische HoofdStructuur en de indeling van de ruimte op het platteland achterhaald zouden zijn. Op basis van wat de sprekers zeiden, kan worden vermoed dat veel deelnemers van de conferentie het een goed idee zouden vinden om een deel van het land weer terug te geven aan de zee. Daarover was gedeputeerde Hollenga voor de goede verstaander duidelijk: er wordt geen landbouwgrond opgeofferd.
Over de Ecologische Hoofdstructuur was Hollenga laatdunkend: nu spreken we over een natte as, straks moet er een droge as worden geregeld voor de oprukkende zebra’s.
Het geheel wekt de indruk dat Roggema en opdrachtgever het Provinciaal College van Bestuur van Groningen niet op lijn zitten en dat de belangen van de landbouw leidend zijn in het formuleren van een toekomstvisie. Er is in ieder geval gedupeerde Hollenga (CDA en met dierenwelzijn in zijn portefeuille) weinig gelegen aan de belangen van de natuur.
Er gaat niets boven de hypocrisie van Groningen.
29 okt 2009
Doe een effectievere proef met niet bestrijden muskusratten
Tot verdriet en woede van de PvdD Groningen hebben de gedeputeerden van de Provinciale Staten van Groningen besloten om een proef met niet bestrijden van muskusratten niet uit te voeren. De reden daarvoor is dat het teveel zou kosten in deze economisch zware tijden. De proef was in de steigers gezet omdat getwijfeld werd aan de efficiëntie waarmee de muskusratten werden bestreden. Het kost nogal wat aan salaris voor de vangers in vergelijking tot de geringe schade die de “waterwoelers” doorgaans aanrichten.
In het buitenland zijn de muskusratten nauwelijks schadelijk en dat heeft te maken met de manier waarop daar de watergangen lopen en ingericht zijn. Men geeft aan de vrije natuur langs de oevers brede stroken die met rust worden gelaten. Het is het graafwerk in steile oevers wat leidt tot inzakken van slootkanten. En de Nederlandse agrariërs benutten graag het land tot vlak bij het water, vandaar de steile slootkanten.
Wanneer ook in ons land de waterlopen natuurlijk zouden worden ingericht en de oevers graafproof worden gemaakt dan kunnen gravers geen kwaad meer doen. Nu wordt het ene dier bejaagd en het andere dier beschermd. In het Zuidlaardermeer, bijvoorbeeld, zijn bevers uitgezet, maar er komen in hetzelfde gebied beverratten voor. Het woord rat suggereert dat het schadelijke dieren zijn, maar er is in wezen weinig verschil met een bever. Omdat de dieren ongeveer even groot zijn, wordt daar gewerkt met vangkooien. Wordt een bever of beverrat gevangen, dan krijgt een muskusrattenvanger automatisch een sms-je. Treft hij een bever aan, dan wordt deze losgelaten. Treft hij een beverrat aan dat wordt deze doodschoten.
Vreemde discriminatie van exoten.
De achtergrond is dat de Nederlandse waterlopen niet goed beveiligd zijn tegen gravers. We kiezen er dan maar voor om bepaalde dieren te bejagen, hoogstens zijn de vangers bereid om een deel van het jaar minder te bejagen. We zouden het salaris van muskusrattenvangers net zo goed kunnen uitgeven voor het beschermen van oevers tegen ondergraving of voor het inrichten van bouwvrije stroken.
Dit laatste heet akkerrandenbeheer.
Daar zou de provincie of het waterschap eens een proef mee moeten doen: maak brede stroken langs de waterwegen, die onbebouwd blijven, en verstevig op die stukken, waar het niet anders kan, de oeverwal zodanig dat de muskus- en beverrat er niet in kunnen graven. Laat eens uitzoeken hoe groot de kosten voor preventie en braakligging zijn in relatie tot het salaris van de vangers. Maak dus een proefopzet en richt een gebied in waarin geen graafschade valt te verwachten.
Wanneer de kosten vergelijkbaar zijn met bejaging, bedenk en communiceer dan dat het braak laten liggen niet alleen bovengenoemd voordeel heeft, maar dat ook:
- de biodiversiteit wordt beschermd en bevorderd;
- dat allerlei dieren als hazen en weidevogels met meer kans op overleven hun jongen kunnen onderbrengen;
- dat boeren een vergelijkbare strook eigenlijk toch al niet zouden mogen bemesten en of met onkruidbestrijders zouden mogen bespuiten.
De populaties hazen, vlinders en bijen zouden een gezonde habitat hebben en het geheel is aantrekkelijker voor de recreant.
Uiteraard zou de agrariër gecompenseerd moeten worden voor het niet gebruiken van dit stukje land, bij voorkeur door dit land te kopen en toe te voegen aan de Ecologische HoofdStructuur (EHS) en open te stellen voor de wandelaar. Hoogstens zou de boer of de loonwerker kunnen worden ingezet bij het beheer van de waterlopen. Eventuele graafschade van de muskus- of beverrat kan worden hersteld met het slib dat jaarlijks toch al wordt gebaggerd.
Hoewel ongetwijfeld vanuit de landbouw voorgesteld zou worden om op basis van vrijwilligheid te werken is het beter om deze maatregelen integraal en verplicht in te voeren bij alle agrarische percelen. Wanneer er uitzonderingen zouden zijn, blijft het ook noodzakelijk om muskusratten en andere dieren te bejagen en dat geld is eigenlijk in het water gegooid. In ons land is al een overproductie in de landbouw en de balans tussen natuur en gecultiveerd land is scheef, zeker in vergelijking met het buitenland.
In het buitenland zijn de muskusratten nauwelijks schadelijk en dat heeft te maken met de manier waarop daar de watergangen lopen en ingericht zijn. Men geeft aan de vrije natuur langs de oevers brede stroken die met rust worden gelaten. Het is het graafwerk in steile oevers wat leidt tot inzakken van slootkanten. En de Nederlandse agrariërs benutten graag het land tot vlak bij het water, vandaar de steile slootkanten.
Wanneer ook in ons land de waterlopen natuurlijk zouden worden ingericht en de oevers graafproof worden gemaakt dan kunnen gravers geen kwaad meer doen. Nu wordt het ene dier bejaagd en het andere dier beschermd. In het Zuidlaardermeer, bijvoorbeeld, zijn bevers uitgezet, maar er komen in hetzelfde gebied beverratten voor. Het woord rat suggereert dat het schadelijke dieren zijn, maar er is in wezen weinig verschil met een bever. Omdat de dieren ongeveer even groot zijn, wordt daar gewerkt met vangkooien. Wordt een bever of beverrat gevangen, dan krijgt een muskusrattenvanger automatisch een sms-je. Treft hij een bever aan, dan wordt deze losgelaten. Treft hij een beverrat aan dat wordt deze doodschoten.
Vreemde discriminatie van exoten.
De achtergrond is dat de Nederlandse waterlopen niet goed beveiligd zijn tegen gravers. We kiezen er dan maar voor om bepaalde dieren te bejagen, hoogstens zijn de vangers bereid om een deel van het jaar minder te bejagen. We zouden het salaris van muskusrattenvangers net zo goed kunnen uitgeven voor het beschermen van oevers tegen ondergraving of voor het inrichten van bouwvrije stroken.
Dit laatste heet akkerrandenbeheer.
Daar zou de provincie of het waterschap eens een proef mee moeten doen: maak brede stroken langs de waterwegen, die onbebouwd blijven, en verstevig op die stukken, waar het niet anders kan, de oeverwal zodanig dat de muskus- en beverrat er niet in kunnen graven. Laat eens uitzoeken hoe groot de kosten voor preventie en braakligging zijn in relatie tot het salaris van de vangers. Maak dus een proefopzet en richt een gebied in waarin geen graafschade valt te verwachten.
Wanneer de kosten vergelijkbaar zijn met bejaging, bedenk en communiceer dan dat het braak laten liggen niet alleen bovengenoemd voordeel heeft, maar dat ook:
- de biodiversiteit wordt beschermd en bevorderd;
- dat allerlei dieren als hazen en weidevogels met meer kans op overleven hun jongen kunnen onderbrengen;
- dat boeren een vergelijkbare strook eigenlijk toch al niet zouden mogen bemesten en of met onkruidbestrijders zouden mogen bespuiten.
De populaties hazen, vlinders en bijen zouden een gezonde habitat hebben en het geheel is aantrekkelijker voor de recreant.
Uiteraard zou de agrariër gecompenseerd moeten worden voor het niet gebruiken van dit stukje land, bij voorkeur door dit land te kopen en toe te voegen aan de Ecologische HoofdStructuur (EHS) en open te stellen voor de wandelaar. Hoogstens zou de boer of de loonwerker kunnen worden ingezet bij het beheer van de waterlopen. Eventuele graafschade van de muskus- of beverrat kan worden hersteld met het slib dat jaarlijks toch al wordt gebaggerd.
Hoewel ongetwijfeld vanuit de landbouw voorgesteld zou worden om op basis van vrijwilligheid te werken is het beter om deze maatregelen integraal en verplicht in te voeren bij alle agrarische percelen. Wanneer er uitzonderingen zouden zijn, blijft het ook noodzakelijk om muskusratten en andere dieren te bejagen en dat geld is eigenlijk in het water gegooid. In ons land is al een overproductie in de landbouw en de balans tussen natuur en gecultiveerd land is scheef, zeker in vergelijking met het buitenland.
Labels:
bever,
EHS,
muskusratten,
proef,
Provinciale Staten,
PvdD,
waterschap,
waterwoeler
28 sep 2009
PvdD roept gedeputeerden op om niet zomaar wat te roepen over dieren
Onderstaande tekst is afkomstig uit de handelingen van de Provinciale Staten van 24 juni 2009. PvdD vertegenwoordigster Anja Hazekamp kijkt terug op het niet zo diervriendelijke beleid van de Provincie Groningen. Aan het einde van de tekst wat opmerkelijke citaten gedaan door de heer Hollenga, die als gedeputeerde dierenwelzijn in zijn portefeuille heeft en gedaan door gedeputeerde Marc Jager, die Henk Bleeker (beiden CDA) opvolgt.
Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, deze Algemene Beschouwingen staan in het teken van een schamele, beleidsarme Voorjaarsnota. Het is daarom haast onmogelijk om bij deze Algemene Beschouwingen niets te zeggen over de kredietcrisis. Een crisis die is veroorzaakt door onze onverzadigbare hebzucht. Een crisis die alle andere crises die er zijn, onterecht overschaduwt. De klimaatcrisis, de voedselcrisis, de zoetwatercrisis, de biodiversiteitscrisis, de fosfaatcrisis en dierziektencrises lijken nog steeds onbelangrijker dan de recessie. Maar we staan aan de rand van de afgrond en de enige richting die we uitkunnen, is een stapje terug. We hebben de keuze tussen de doodlopende weg die ons tot hier bracht, of een radicale omslag maken door te kiezen voor mededogen en duurzaamheid. Weg van het klatergoud en de schone schijn en opkomen voor alles wat écht en de moeite waard is! Zoals schoon water, schone lucht, schone bodem en biodiversiteit.
Voorzitter, de Partij voor de Dieren is teleurgesteld dat er maar weinig écht duurzame maatregelen zijn te vinden in de Voorjaarsnota 2009. Sterker nog, op veel terreinen die voor de Partij voor de Dieren van wezenlijk belang zijn, is sprake van stilstand of zelfs achteruitgang. Ik zal hiervan een aantal voorbeelden noemen.
Dierziekten. De q-koorts is weer volop in het nieuws. Deze ziekte die door mest van schapen en geiten wordt overgebracht, kan leiden tot ernstige luchtweginfecties en ernstige vermoeidheid die soms een jaar lang aanhoudt. Er zijn dit jaar al drie maal zoveel mensen meer ziek geworden dan vorig jaar. En dat terwijl de zomer nog moet beginnen. Bovendien is de q-koorts weer verder naar het noorden opgerukt.
Steeds meer mensen worden opgenomen in ziekenhuizen met MRSA-bacteriën. Resistente bacteriën waartegen geen antibiotica is opgewassen. Opgelopen na contact met varkens, varkenshouders of hun familie.
Ook de varkensgriep, vanwege de slechte naam voor de varkenssector ook wel Mexicaanse griep genoemd, breidt zich over ons land uit. Artsen, ministeries, virologen roepen alle varkenshouders op om alert te zijn en uit de buurt van hun dieren te blijven als ze ziek zijn. Varkens kunnen namelijk ook de varkensgriep krijgen en verspreiden naar mensen. Wij staan erbij en kijken er naar. Preventie en dierziektebeleid zijn namelijk geen taken van de provincie….
Voorzitter, voor vossen, konijnen en vele duizenden andere wilde dieren geldt dat ze in Groningen vrijwel overal, dag en nacht vogelvrij zijn. Dag en nacht worden gewassen en slootkanten beschermd door mannen (en vrouwen) met geweren. Waarom? Omdat het mag van GS.
Er zijn talloze alternatieven om wildschade tegen te gaan, maar deze innovatieve ontwikkelingen om dieren gericht te sturen of te weren, worden niet verder onderzocht, gestimuleerd of ondersteund. Dat is namelijk geen taak van de provincie.
Opvangcentra, dierenambulances, asielen vangen dagelijks aangereden eenden, afgedankte chinchilla’s, verweesde vossenwelpen, aangeschoten reeën op. Deze dieren worden in Groningen geholpen door initiatieven van particulieren en dierenbeschermingsorganisaties. En als die dat niet meer kunnen? Tsja…. Ook dat is geen zorg van de provincie…..
De achteruitgang van de weidevogels. Er wordt subsidie gegeven aan weidevogelprojecten, terwijl in dezelfde gebieden ook wegen worden aangelegd. Wie onderneemt actie wanneer die jonge weidevogels genadeloos worden ondergeploegd? Of wanneer juist door het uitgestelde maaibeheer vanwege een nat voorjaar ooievaarskuikens verhongeren? Tsja, dat is geen taak van de provincie…
Melkveehouderij. Het gemiddeld inkomen uit een agrarisch bedrijf bedroeg vorig jaar € 32.000.
In 2007, een jaar eerder, lag het nog op bijna het dubbele, namelijk € 57.000. Zo’n sterke terugval heeft zich niet eerder voorgedaan. Dat concludeert het Landbouw Economisch Instituut (LEI) in zijn jaarlijkse Landbouw-Economisch Bericht, dat deze week is verschenen. Boeren reisden de afgelopen week naar Brussel en Luxemburg om te demonstreren tegen de lage prijzen. En terwijl de melk rijkelijk over de straten vloeit, stimuleert deze provincie grootschalige melkveehouderij en regelt de minister van Landbouw miljoenen euro’s aan landbouwsubsidie om reclame te maken voor het drinken van melk! De wereld op zijn kop!
Voorzitter, er is geen enkele structurele aandacht voor dierenwelzijn, ondanks een gedeputeerde die op dierenwelzijn aanspreekbaar is. Is dit een hiaat in het provinciale beleid? Of is ook dit ook geen taak van de provincie?
De veehouderij vormt een grote bedreiging voor het klimaat, draagt bij aan de honger in de wereld en veroorzaakt grote watertekorten. Paul McCartney, prins Willem-Alexander, minister Cramer,
minister Koenders riepen allemaal al op om minder vlees te eten. In de Nederlandse politiek groeit een kritischer houding ten opzichte van de massale consumptie van vlees.
De Partij van de Arbeid steunde afgelopen week samen met GroenLinks en D66 een motie van de Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer voor een overheidscampagne rond een vleesvrije dag. Ook als provincie zouden we scherp moeten inzetten op een reductie van de veestapel en aanpassing van onze eetgewoontes richting een meer plantaardig dieet.
De heer HOLLENGA (gedeputeerde): U krijgt zo meteen een haring.
Mevrouw HAZEKAMP: Fijn, dank u wel, daar kom ik zo op terug, voorzitter.
Maar dat is een individuele keuze en dus ook geen taak van de provincie.
De biologische landbouw. De biologische groenteteelt is volgens het LEI de laatste jaren winstgevender dan gangbaar. Een duidelijke keuze voor dier- en mensvriendelijke biologische akkerbouw en veeteelt, wordt door de provincie niet gemaakt. Initiatieven vanuit de sector worden natuurlijk graag tegemoet gezien, maar niet geïnitieerd of gestimuleerd. Dat is namelijk geen taak voor de provincie.
De provincie financiert daarentegen wel projecten waarbij dierproeven worden gedaan of gewassen genetisch worden gemanipuleerd. Details hierover ontbreken. We weten niet om hoeveel experimenten het precies gaat en om wat voor dieren of gewassen het gaat. Dat overzicht komt wellicht nog beschikbaar. De gevolgen van deze onderzoeken voor dieren, natuur en milieu is namelijk geen toetsingscriterium voor de provincie. Dat is namelijk geen taak van de provincie.
Voorzitter, subsidies aan milieuorganisaties die procederen tegen de overheid, moeten stopgezet worden, aldus het CDA.
De Partij voor de Dieren vindt het echter van groot belang dat deze organisaties doorgaan met campagnes en projecten die beogen het overheidsbeleid te beïnvloeden totdat het beleid van de overheid zodanig is dat hun acties niet meer nodig zijn en zeker moeten die organisaties daarmee ook doorgaan zolang sectoren die onze leefomgeving en het klimaat bedreigen, wel fors worden gesteund.
Het principe zou moeten zijn: de vervuiler betaalt, maar in Groningen geldt: de vervuiler vervuilt en de provincie betaalt. Biomassa-initiatieven zoals vergisting van mest die leiden tot instandhouding en verdere schaalvergroting van de dier-, klimaat en mensvijandige bio-industrie worden wel financieel ondersteund. Onderzoek naar opslag en afvang van CO2 krijgt alle steun en veel geld van deze provincie. Wanneer deze kosten door de energiebedrijven zouden moeten worden gedragen, dan was de bouw van CO2-vervuilende kolencentrales vermoedelijk niet eens doorgegaan.
De provincie draagt bij aan onderzoeken hoe de agrarische sector haar sterke Europese marktpositie kan behouden. De provincie participeert in het Europees Visserij Fonds om nog even terug te komen op de haring. Voorzitter, zijn dat dan wel taken van de provincie? De Partij voor de Dieren denkt van niet.
Voorzitter, integraal dierenwelzijnsbeleid ontbreekt op verschillende terreinen en goed beleid wordt via andere maatregelen of inadequaat handelen weer teniet gedaan. Het is tijd dat we daarmee stoppen. Het College weigert krachtig te anticiperen op de desastreuze gevolgen van onze handelwijze voor de voedselverdeling, het milieu, het klimaat en het welzijn van dieren.
Voor vrijwel al deze punten heeft de Partij voor de Dieren de afgelopen jaren voorstellen gedaan, moties en amendementen ingediend en vragen gesteld. En daar zijn ook interessante antwoorden op gegeven, alhoewel een en ander niet behoort tot de taak van de provincie. Maar er lijkt iets geks aan de hand te zijn met ons geheugen. Dat lijkt ons af en toe in de steek te laten. Daarom wil ik herinneren aan een paar uitspraken uit deze Staten van de afgelopen jaren.
Allereerst een citaat:
“Ik zal als coördinerend gedeputeerde voor het dierenwelzijn uiteraard mijn collega’s er op aanspreken dat ze met dierenwelzijn rekening houden, vooral als het gaat om activiteiten in het landelijk gebied waar de meeste dieren voorkomen of op de Waddenzee waar ik zelf weer bij betrokken ben. Wij zullen op verschillende manieren rekening houden met dierenwelzijn.”
Dat waren uitspraken van gedeputeerde Hollenga van Dierenwelzijn, tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota 2008, juni 2008.
Een ander citaat:
“De motie van de Partij voor de Dieren wordt overgenomen door het College. We vragen ons wel even af of de budgettaire consequenties ook gedekt zijn, want hiermee wordt overigens wel formeel een portefeuille Dierenwelzijn ingevoerd die volgens mij nog niet voorkomt op het visitekaartje van gedeputeerde Hollenga. Misschien kan gedeputeerde Calon aangeven of er dekking te vinden is binnen de financiële ruimte om dat aan te passen.”
Dat was een citaat van Marc Jager, gedaan als Statenlid voor het CDA, tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota 2008, juni 2008. Gedeputeerde Calon antwoordt hierop overigens dat dit bij de volgende Voorjaarsnota zou gebeuren.
Voorzitter, gezien deze antwoorden heb ik vorig jaar een motie aangehouden over het toetsen op dierenwelzijncriteria voor het beleid voortvloeiend uit de Voorjaarsnota. Gezien de punten die ik in bij betoog heb genoemd, wil ik deze motie echter opnieuw indienen en in stemming brengen. Het betreft motie nr. 20, ingediend tijdens de Statenvergadering van 18 juni 2008.
De VOORZITTER: Prima. Ik zal hem voor de zekerheid nog even laten ronddelen.
Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, ik twijfelde of ik nog een laatste citaat zou toevoegen en ik heb dat toch maar gedaan. Ik zou toch nog een aantal uitspraken met u willen delen van iemand uit deze Statenzaal. Ik citeer:
“Het kan flink wat minder met de zeehonden in de Waddenzee. Waarom zouden zeehondjes niet mogen worden afgeschoten, want één zeehond eet per jaar 2.000 kilo vis.
Ter vergelijking: een garnalenschip brengt per week ongeveer dezelfde hoeveelheid garnalen aan land.
Daarom zou de regulering van de zeehondenmeute in de Waddenzee door de mens bespreekbaar moeten zijn. Immers, vossen worden ook afgeschoten wanneer ze te veel hobby- en bedrijfskippen clandestien nuttigen. Waarom zeehonden niet?”
Dit citaat komt uit een weblog van juni 2003 van Marc Jager, indertijd nog Statenlid voor het CDA.
De heer JAGER: Kan mevrouw Hazekamp aangeven of dit een citaat is in de vorm van een uitspraak of is dit een citaat uit een stelling die geponeerd stond op dit weblog?
Mevrouw HAZEKAMP: Dit waren verschillende zinnen die indertijd op uw weblog stonden.
De heer JAGER: In een stelling, dacht ik.
Mevrouw HAZEKAMP: Ik zou u willen zeggen dat je via het internet tot in lengte van jaren wordt achtervolgd door je eigen missers, ook al heb je in de week dat het bericht geplaatst werd, geprobeerd om het te herstellen. Ik kan u de kopieën en de uitdraai doen toekomen.
De heer JAGER: Dank u, ik heb hem zelf ook nog.
Mevrouw HAZEKAMP: Hopelijk zal deze herinnering leiden tot wat meer bedachtzaamheid en aandacht voor dierenwelzijn bij onze nieuwe gedeputeerde en natuurlijk ook bij de rest van het College.
De Partij voor de Dieren roept het College op om niet zomaar wat te roepen en op de automatische piloot de economische belangen automatisch te stellen boven de andere belangen die er zijn.
Tot zo ver mijn Algemene Beschouwing. Dank u wel.
Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, deze Algemene Beschouwingen staan in het teken van een schamele, beleidsarme Voorjaarsnota. Het is daarom haast onmogelijk om bij deze Algemene Beschouwingen niets te zeggen over de kredietcrisis. Een crisis die is veroorzaakt door onze onverzadigbare hebzucht. Een crisis die alle andere crises die er zijn, onterecht overschaduwt. De klimaatcrisis, de voedselcrisis, de zoetwatercrisis, de biodiversiteitscrisis, de fosfaatcrisis en dierziektencrises lijken nog steeds onbelangrijker dan de recessie. Maar we staan aan de rand van de afgrond en de enige richting die we uitkunnen, is een stapje terug. We hebben de keuze tussen de doodlopende weg die ons tot hier bracht, of een radicale omslag maken door te kiezen voor mededogen en duurzaamheid. Weg van het klatergoud en de schone schijn en opkomen voor alles wat écht en de moeite waard is! Zoals schoon water, schone lucht, schone bodem en biodiversiteit.
Voorzitter, de Partij voor de Dieren is teleurgesteld dat er maar weinig écht duurzame maatregelen zijn te vinden in de Voorjaarsnota 2009. Sterker nog, op veel terreinen die voor de Partij voor de Dieren van wezenlijk belang zijn, is sprake van stilstand of zelfs achteruitgang. Ik zal hiervan een aantal voorbeelden noemen.
Dierziekten. De q-koorts is weer volop in het nieuws. Deze ziekte die door mest van schapen en geiten wordt overgebracht, kan leiden tot ernstige luchtweginfecties en ernstige vermoeidheid die soms een jaar lang aanhoudt. Er zijn dit jaar al drie maal zoveel mensen meer ziek geworden dan vorig jaar. En dat terwijl de zomer nog moet beginnen. Bovendien is de q-koorts weer verder naar het noorden opgerukt.
Steeds meer mensen worden opgenomen in ziekenhuizen met MRSA-bacteriën. Resistente bacteriën waartegen geen antibiotica is opgewassen. Opgelopen na contact met varkens, varkenshouders of hun familie.
Ook de varkensgriep, vanwege de slechte naam voor de varkenssector ook wel Mexicaanse griep genoemd, breidt zich over ons land uit. Artsen, ministeries, virologen roepen alle varkenshouders op om alert te zijn en uit de buurt van hun dieren te blijven als ze ziek zijn. Varkens kunnen namelijk ook de varkensgriep krijgen en verspreiden naar mensen. Wij staan erbij en kijken er naar. Preventie en dierziektebeleid zijn namelijk geen taken van de provincie….
Voorzitter, voor vossen, konijnen en vele duizenden andere wilde dieren geldt dat ze in Groningen vrijwel overal, dag en nacht vogelvrij zijn. Dag en nacht worden gewassen en slootkanten beschermd door mannen (en vrouwen) met geweren. Waarom? Omdat het mag van GS.
Er zijn talloze alternatieven om wildschade tegen te gaan, maar deze innovatieve ontwikkelingen om dieren gericht te sturen of te weren, worden niet verder onderzocht, gestimuleerd of ondersteund. Dat is namelijk geen taak van de provincie.
Opvangcentra, dierenambulances, asielen vangen dagelijks aangereden eenden, afgedankte chinchilla’s, verweesde vossenwelpen, aangeschoten reeën op. Deze dieren worden in Groningen geholpen door initiatieven van particulieren en dierenbeschermingsorganisaties. En als die dat niet meer kunnen? Tsja…. Ook dat is geen zorg van de provincie…..
De achteruitgang van de weidevogels. Er wordt subsidie gegeven aan weidevogelprojecten, terwijl in dezelfde gebieden ook wegen worden aangelegd. Wie onderneemt actie wanneer die jonge weidevogels genadeloos worden ondergeploegd? Of wanneer juist door het uitgestelde maaibeheer vanwege een nat voorjaar ooievaarskuikens verhongeren? Tsja, dat is geen taak van de provincie…
Melkveehouderij. Het gemiddeld inkomen uit een agrarisch bedrijf bedroeg vorig jaar € 32.000.
In 2007, een jaar eerder, lag het nog op bijna het dubbele, namelijk € 57.000. Zo’n sterke terugval heeft zich niet eerder voorgedaan. Dat concludeert het Landbouw Economisch Instituut (LEI) in zijn jaarlijkse Landbouw-Economisch Bericht, dat deze week is verschenen. Boeren reisden de afgelopen week naar Brussel en Luxemburg om te demonstreren tegen de lage prijzen. En terwijl de melk rijkelijk over de straten vloeit, stimuleert deze provincie grootschalige melkveehouderij en regelt de minister van Landbouw miljoenen euro’s aan landbouwsubsidie om reclame te maken voor het drinken van melk! De wereld op zijn kop!
Voorzitter, er is geen enkele structurele aandacht voor dierenwelzijn, ondanks een gedeputeerde die op dierenwelzijn aanspreekbaar is. Is dit een hiaat in het provinciale beleid? Of is ook dit ook geen taak van de provincie?
De veehouderij vormt een grote bedreiging voor het klimaat, draagt bij aan de honger in de wereld en veroorzaakt grote watertekorten. Paul McCartney, prins Willem-Alexander, minister Cramer,
minister Koenders riepen allemaal al op om minder vlees te eten. In de Nederlandse politiek groeit een kritischer houding ten opzichte van de massale consumptie van vlees.
De Partij van de Arbeid steunde afgelopen week samen met GroenLinks en D66 een motie van de Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer voor een overheidscampagne rond een vleesvrije dag. Ook als provincie zouden we scherp moeten inzetten op een reductie van de veestapel en aanpassing van onze eetgewoontes richting een meer plantaardig dieet.
De heer HOLLENGA (gedeputeerde): U krijgt zo meteen een haring.
Mevrouw HAZEKAMP: Fijn, dank u wel, daar kom ik zo op terug, voorzitter.
Maar dat is een individuele keuze en dus ook geen taak van de provincie.
De biologische landbouw. De biologische groenteteelt is volgens het LEI de laatste jaren winstgevender dan gangbaar. Een duidelijke keuze voor dier- en mensvriendelijke biologische akkerbouw en veeteelt, wordt door de provincie niet gemaakt. Initiatieven vanuit de sector worden natuurlijk graag tegemoet gezien, maar niet geïnitieerd of gestimuleerd. Dat is namelijk geen taak voor de provincie.
De provincie financiert daarentegen wel projecten waarbij dierproeven worden gedaan of gewassen genetisch worden gemanipuleerd. Details hierover ontbreken. We weten niet om hoeveel experimenten het precies gaat en om wat voor dieren of gewassen het gaat. Dat overzicht komt wellicht nog beschikbaar. De gevolgen van deze onderzoeken voor dieren, natuur en milieu is namelijk geen toetsingscriterium voor de provincie. Dat is namelijk geen taak van de provincie.
Voorzitter, subsidies aan milieuorganisaties die procederen tegen de overheid, moeten stopgezet worden, aldus het CDA.
De Partij voor de Dieren vindt het echter van groot belang dat deze organisaties doorgaan met campagnes en projecten die beogen het overheidsbeleid te beïnvloeden totdat het beleid van de overheid zodanig is dat hun acties niet meer nodig zijn en zeker moeten die organisaties daarmee ook doorgaan zolang sectoren die onze leefomgeving en het klimaat bedreigen, wel fors worden gesteund.
Het principe zou moeten zijn: de vervuiler betaalt, maar in Groningen geldt: de vervuiler vervuilt en de provincie betaalt. Biomassa-initiatieven zoals vergisting van mest die leiden tot instandhouding en verdere schaalvergroting van de dier-, klimaat en mensvijandige bio-industrie worden wel financieel ondersteund. Onderzoek naar opslag en afvang van CO2 krijgt alle steun en veel geld van deze provincie. Wanneer deze kosten door de energiebedrijven zouden moeten worden gedragen, dan was de bouw van CO2-vervuilende kolencentrales vermoedelijk niet eens doorgegaan.
De provincie draagt bij aan onderzoeken hoe de agrarische sector haar sterke Europese marktpositie kan behouden. De provincie participeert in het Europees Visserij Fonds om nog even terug te komen op de haring. Voorzitter, zijn dat dan wel taken van de provincie? De Partij voor de Dieren denkt van niet.
Voorzitter, integraal dierenwelzijnsbeleid ontbreekt op verschillende terreinen en goed beleid wordt via andere maatregelen of inadequaat handelen weer teniet gedaan. Het is tijd dat we daarmee stoppen. Het College weigert krachtig te anticiperen op de desastreuze gevolgen van onze handelwijze voor de voedselverdeling, het milieu, het klimaat en het welzijn van dieren.
Voor vrijwel al deze punten heeft de Partij voor de Dieren de afgelopen jaren voorstellen gedaan, moties en amendementen ingediend en vragen gesteld. En daar zijn ook interessante antwoorden op gegeven, alhoewel een en ander niet behoort tot de taak van de provincie. Maar er lijkt iets geks aan de hand te zijn met ons geheugen. Dat lijkt ons af en toe in de steek te laten. Daarom wil ik herinneren aan een paar uitspraken uit deze Staten van de afgelopen jaren.
Allereerst een citaat:
“Ik zal als coördinerend gedeputeerde voor het dierenwelzijn uiteraard mijn collega’s er op aanspreken dat ze met dierenwelzijn rekening houden, vooral als het gaat om activiteiten in het landelijk gebied waar de meeste dieren voorkomen of op de Waddenzee waar ik zelf weer bij betrokken ben. Wij zullen op verschillende manieren rekening houden met dierenwelzijn.”
Dat waren uitspraken van gedeputeerde Hollenga van Dierenwelzijn, tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota 2008, juni 2008.
Een ander citaat:
“De motie van de Partij voor de Dieren wordt overgenomen door het College. We vragen ons wel even af of de budgettaire consequenties ook gedekt zijn, want hiermee wordt overigens wel formeel een portefeuille Dierenwelzijn ingevoerd die volgens mij nog niet voorkomt op het visitekaartje van gedeputeerde Hollenga. Misschien kan gedeputeerde Calon aangeven of er dekking te vinden is binnen de financiële ruimte om dat aan te passen.”
Dat was een citaat van Marc Jager, gedaan als Statenlid voor het CDA, tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota 2008, juni 2008. Gedeputeerde Calon antwoordt hierop overigens dat dit bij de volgende Voorjaarsnota zou gebeuren.
Voorzitter, gezien deze antwoorden heb ik vorig jaar een motie aangehouden over het toetsen op dierenwelzijncriteria voor het beleid voortvloeiend uit de Voorjaarsnota. Gezien de punten die ik in bij betoog heb genoemd, wil ik deze motie echter opnieuw indienen en in stemming brengen. Het betreft motie nr. 20, ingediend tijdens de Statenvergadering van 18 juni 2008.
De VOORZITTER: Prima. Ik zal hem voor de zekerheid nog even laten ronddelen.
Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, ik twijfelde of ik nog een laatste citaat zou toevoegen en ik heb dat toch maar gedaan. Ik zou toch nog een aantal uitspraken met u willen delen van iemand uit deze Statenzaal. Ik citeer:
“Het kan flink wat minder met de zeehonden in de Waddenzee. Waarom zouden zeehondjes niet mogen worden afgeschoten, want één zeehond eet per jaar 2.000 kilo vis.
Ter vergelijking: een garnalenschip brengt per week ongeveer dezelfde hoeveelheid garnalen aan land.
Daarom zou de regulering van de zeehondenmeute in de Waddenzee door de mens bespreekbaar moeten zijn. Immers, vossen worden ook afgeschoten wanneer ze te veel hobby- en bedrijfskippen clandestien nuttigen. Waarom zeehonden niet?”
Dit citaat komt uit een weblog van juni 2003 van Marc Jager, indertijd nog Statenlid voor het CDA.
De heer JAGER: Kan mevrouw Hazekamp aangeven of dit een citaat is in de vorm van een uitspraak of is dit een citaat uit een stelling die geponeerd stond op dit weblog?
Mevrouw HAZEKAMP: Dit waren verschillende zinnen die indertijd op uw weblog stonden.
De heer JAGER: In een stelling, dacht ik.
Mevrouw HAZEKAMP: Ik zou u willen zeggen dat je via het internet tot in lengte van jaren wordt achtervolgd door je eigen missers, ook al heb je in de week dat het bericht geplaatst werd, geprobeerd om het te herstellen. Ik kan u de kopieën en de uitdraai doen toekomen.
De heer JAGER: Dank u, ik heb hem zelf ook nog.
Mevrouw HAZEKAMP: Hopelijk zal deze herinnering leiden tot wat meer bedachtzaamheid en aandacht voor dierenwelzijn bij onze nieuwe gedeputeerde en natuurlijk ook bij de rest van het College.
De Partij voor de Dieren roept het College op om niet zomaar wat te roepen en op de automatische piloot de economische belangen automatisch te stellen boven de andere belangen die er zijn.
Tot zo ver mijn Algemene Beschouwing. Dank u wel.
Abonneren op:
Posts (Atom)
Labels
A28
(1)
aardbeving
(2)
aardhonden
(1)
ADHD
(1)
afschieten
(1)
afval
(1)
akkerrandenbeheer
(2)
alternatief
(1)
bedrijventerrein
(1)
beleid
(3)
besluitvorming
(1)
bever
(2)
beverrat
(1)
bijensterfte
(1)
bio-industrie
(4)
biochar
(1)
biodiversiteit
(1)
biomassavergisting
(1)
Blauwestad
(2)
bomenkap
(1)
bouw
(1)
bouwblokken
(1)
braakligging
(1)
bus
(1)
bussen
(1)
catering
(1)
CCS
(1)
chantage
(1)
chinchilla
(1)
CO2
(4)
COS
(1)
cursus
(1)
demagogie
(1)
dichters
(1)
diefstal
(1)
Dierenbescherming
(1)
dierenleed
(1)
dierenwelzijn
(4)
digestaat
(1)
dood
(1)
drogredenen
(1)
duister
(1)
duurzaamheid
(8)
economie
(2)
Eemshaven
(3)
EHS
(6)
ekoproducten
(4)
elektriciteitscentrale
(1)
energiebeleid
(1)
energiecentrales
(2)
energieneutraal
(1)
exoten
(1)
export
(1)
fairtrade
(1)
faunabeheereenheid
(1)
faunapassage
(1)
fiets
(1)
flora- en faunawet
(2)
fluster en duster
(1)
forum
(5)
foto's
(1)
ganzenoverlast
(3)
gaswinning
(2)
geldmodel
(1)
geldverspilling
(1)
gewasbescherming
(2)
Gezinsbode
(3)
GGD
(1)
Greenpeace
(1)
groene stroom
(2)
grondwater
(1)
hazen
(2)
heling
(1)
hengelsport
(2)
honden
(1)
incidenten
(1)
inzamelen
(1)
jacht
(5)
jagen
(3)
jongeren
(1)
kaart
(1)
kabelbaan
(1)
kiekendief
(1)
klimaat
(3)
koeien
(1)
kolen
(3)
Koningslaagte
(3)
kosten
(1)
kwik
(1)
landbouw
(2)
leefbaarheid
(1)
lelies
(1)
LTO
(2)
maaibeheer
(1)
malaria
(1)
Meerstad
(1)
megastallen
(10)
meldpunt
(1)
melkveehouderij
(10)
mestkelder
(1)
mestoverschot
(2)
mestvergisters
(1)
metam natrium
(1)
MFG
(1)
milieu
(5)
milieudefensie
(1)
Milieudienst
(1)
Milieufederatie
(4)
muskusratten
(5)
N33
(1)
nacht
(1)
natuur
(5)
opvang
(1)
overlast
(1)
papier
(1)
piepschuim
(1)
plastic
(2)
politiek
(2)
POP
(6)
proef
(2)
proefdierlaboratorium
(1)
prooidieren
(1)
protest
(1)
Provinciale Staten
(6)
PvdD
(14)
ree
(1)
regionaal
(1)
regiotram
(6)
respect
(1)
roofdieren
(1)
RUG
(1)
schade
(1)
scharreleieren
(1)
soja
(1)
Staatsbosbeheer
(1)
stad Groningen
(5)
stadjerspas
(1)
station
(1)
straatvuil
(1)
subsidie
(1)
supermarkt
(1)
therapie
(1)
toekomst
(1)
toerisme
(1)
tram
(2)
Transition Town
(1)
trein
(1)
uitstoot
(1)
varkens
(1)
vegetarisch
(1)
vergiftiging
(4)
vergunning
(1)
verjaagmethode
(2)
verkiezingen
(3)
verspilling
(2)
vervuiling
(3)
vispas
(1)
visserij
(1)
vleermuis
(2)
vlees
(1)
vleesconsumptie
(1)
vleesvervangers
(1)
voeding
(5)
voetafdruk
(1)
VOKO
(3)
vossen
(4)
vuurwerk
(2)
wasbeer
(1)
waterschap
(4)
waterwoeler
(1)
weblog
(1)
wedstrijd
(1)
wegaanleg
(2)
weidegang
(2)
weidevogels
(3)
wethouder
(1)
WHO
(1)
wild
(1)
windhandel
(1)
WOB
(1)
zeearend
(1)
Zembla
(1)